donderdag 6 februari 2014

Leeslijst Mondeling Examen (klas 6)

Titel
Schrijver
1e druk
Gelezen druk
Lotte Weeda
Maarten ´t Hart
Augustus 2004
2e druk
Twee Vrouwen
Harry Mülisch
Oktober 1975
25e druk
Hersenschimmen
J. Bernlef
1984
39e druk
Het Geheim
Anna Enquist
Januari 1977
9e druk
Het Gouden Ei
Tim Krabbé
1984
33e druk
Bezonken Rood
Jeroen Brouwers
1981
20e druk
Mariken van Nieumeghen
Onbekend
±1518
Bulkboek 1998
De klucht van de Molenaer
G. A. Bredero
1613
Bulkboek 2012
Reize door het Aapenland
J. A. Schasz
1788
Bulkboek 2012
Max Havelaar of de koffieveilingen der Nederlandsche Handel-Maatschappij
Multatuli
1860
16e druk
De Stille Kracht
Louis Couperus
1900
1e filmeditie
Bint
Ferdinand Bordewijk
1934
33e druk
De donkere kamer van Damokles
W. F. Hermans
1958
40e druk


Balansverslag Mondeling Examen (klas 6)

1.       Welke literaire boeken spraken je bijzonder aan en waarom? Geef voorbeelden en argumenten.
“Het Geheim” van Anna Enquist. Ik speel zelf ook piano en vond het mooi hoe de schrijfster de stukken van Bach verweefd in het verhaal. Ook het thema vond ik bijzonder: hoe is het leven met een gehandicapt familielid? Je staat er niet dagelijks bij stil dat er duizenden huishoudens zijn waar het niet allemaal even makkelijk gaat.

Daarnaast sprak “Lotte Weeda” van Maarten ’t Hart me erg aan. Het was het eerste literaire boek wat ik ooit gelezen heb. Ik merkte dat er veel dubbele interpretaties in zaten en werd enthousiast van het feit dat ik ze kon ontdekken. Verder vond ik het geweldig te lezen dat de hoofdpersoon steeds meer werd betrokken bij de waanbeelden, helemaal tot aan het feit dat hij ook onder de vloek van het noodlot verkeerd. Het boek werkt echt naar een climax toe.

2.       Welke literatuurlessen zijn belangrijk voor je geweest? Om welke redenen?
De literatuurlessen van de Romantiek waren voor mij erg belangrijk. Ik vond dit één van de moeilijkste stromingen. Deze stroming komt naar mijn gevoel ook het vaakst voor. De lessen hebben mij geholpen om de kenmerken terug te zien in de boeken die ik heb gelezen. Ook de lessen waarin we de Bulkboeken lazen, waren erg fijn. Oudnederlands is toch moeilijker te begrijpen dan verwacht, en de les heeft bijgedragen aan het feit dat ik door de moeilijkheid heen kon prikken.

3.       Welke ervaring(en) met literatuur hebben absoluut weerstand opgeroepen? Hoe verklaar je die weerstand? Wanneer je bijvoorbeeld iets saai vond, kwam dat volgens jou door een gebrek aan kwaliteit van de schrijver of door jouw manier van lezen?
Er zijn niet zoveel boeken die ik gelezen heb waarbij het gevoel van weerstand werd opgeroepen, maar “De stille kracht” van Louis Couperus. Dit ligt naar mijn idee aan de stroming, het naturalisme. Het boek kon wel vijf pagina’s weiden aan het beschrijven van een landschap. Hier houd ik niet van, voor mij ligt de sfeer meer in de schrijfstijl en de gebeurtenissen, dan aan de omgeving.

Een ander boek dat enigszins weerstand opriep, was “Bezonken rood” van Jeroen Brouwers. Dit kwam door mijn persoonlijke leesbeleving. De gebeurtenissen in het boek werden zo levensecht beschreven. Deze realiteit was tegelijk weerzinwekkend, waanzinnig en geweldig mooi. Mijn complimenten aan de kwaliteiten van de schrijver. Met dit boek heb ik eigenlijk een haat-liefdeverhouding opgebouwd.

4.       Ben je in de loop van de tijd dat je met literatuur bezig was er anders naar gaan kijken? Probeer die ontwikkeling bij jezelf vast te stellen. Geef voorbeelden van wat je nu beter kunt. Kijk voordat je je antwoord formuleert nog eens terug naar je leesautobiografie.
Het heeft mij anders leren kijken naar boeken. Ik zag ze eerst als louter vermaak, het liefst met veel actie en spanning: hoe meer, des te beter. Nu besef ik dat literatuur meer is dan dat. De schrijver verwerkt er zoveel meer in dan in eerste instantie zichtbaar. Het heeft mij geleerd dat je niet alles van de eerste indruk af moet laten hangen.

5.       Loop je blog nog eens door en stel vast waarmee je uiteindelijk al dan niet tevreden kunt zijn, waar het gaat om je aanpak bij het werkproces en je studievaardigheden. Geef voorbeelden. Met welke werkvormen kon je goed uit de voeten, met welke niet? Waarom?
Mijn leesniveau is omhoog gegaan van niveau drie naar niveau vijf, ik heb een mooie vooruitgang gemaakt. Achteraf had ik meer persoonlijke indrukken moeten verwerken in de opdrachten, in plaats van me alleen maar aan de opdracht te houden. Dit had me meer geholpen met de voorbereiding voor mijn mondeling examen. Ik heb geleerd kritischer te zijn en ik heb geleerd om literatuur te waarderen om de literatuur, niet louter omdat het verhaal mij al dan niet aansprak.

6.       Welke plaats denk je dat de literatuur in het vervolg van je leven te kunnen geven?
Ik lees nog altijd met veel plezier en blijf dat in de toekomst zeker doen. Ik vrees echter dat er de komende jaren weinig van gaat komen – ik ben zelf erg bètagericht, daarnaast vergt studie veel tijd – maar als er vrije tijd is, duik ik lekker in een boek.

7.       Welk advies heb je voor je literatuurdocenten?

Het werd pas vrij laat in de bovenbouw duidelijk wat precies de bedoeling was van het mondeling. Als ik eerder had geweten dat er bijvoorbeeld gevraagd werd naar stromingen in de moderne literatuur, dan had ik daar meer over kunnen vertellen in verwerkingsopdrachten uit klas vier. Nu is het dusdanig lang geleden dat ik die boeken gelezen heb, dat ik dit niet zo makkelijk meer kan achterhalen. 

maandag 27 januari 2014

Leesverslag bij stromingsboek 1950-1980 "De donkere kamer van Damokles" van Willem Frederik Hermans

1.       Willem Frederik Hermans, “De donkere kamer van Damokles”
Amsterdam, 2008, 40e druk (eerste druk 1958)
334 pagina’s

Oorlogsroman en detectiveroman

Samenvatting:
Moeilijkheden in het ouderlijk huis en eigen onvolgroeid uiterlijk zijn er de oorzaak van dat Osewoudt, de hoofdpersoon, van zijn omgeving geïsoleerd raakt. Hij trouwt met zijn lelijke nicht Ria en lijkt een leven zonder afwisseling tegemoet te gaan als sigarenwinkelier.

De oorlog brengt echter de spanning die hij zich gedroomd had. Een luitenant van het leger, Dorbeck, die sprekend op Osewoudt lijkt, betrekt hem bij zijn activiteiten in het verzet. Osewoudt ontwikkelt voor hem foto's en pleegt in zijn opdracht een aanslag in Haarlem. Dorbeck verdwijnt echter spoedig van het toneel: waarschijnlijk komt hij om wanneer een vliegtuig neerstort op zijn huis in Amsterdam.

Een aantal jaren later neemt Dorbeck echter opnieuw contact op met Osewoudt. Hij krijgt opdracht om Elly, een Engelse agente, verder te helpen en de gevaarlijke Lagendaal te vermoorden. Erg veel geluk heeft hij niet: Elly verdwijnt spoorloos, zijn helpster in de zaak-Lagendaal, ‘Hé jij’, wordt gearresteerd en ook hijzelf wordt spoedig door de Duitsers gezocht. Ondanks het feit dat hij vermomd is, weten ze hem te vinden. Hij wordt ondervraagd, maar uit de vragen en getuigenverklaringen wordt het hem duidelijk, dat de Duitsers Dorbeck en niet hem zoeken. Door enkele illegalen wordt Osewoudt uit het ziekenhuis waar ze hem naar toe gebracht hebben bevrijd. Nog dezelfde nacht wordt hij weer opgepakt en met hem een groepje illegalen bij wie hij ondergedoken zat; onder hen zijn joodse vriendin Marianne.

Deze keer duurt zijn gevangenschap langer. Het is Obersturmführer Ebernuss die hem vrijlaat, wanneer deze zelf wil deserteren. Hij heeft ervoor gezorgd dat Marianne niet naar Duitsland werd getransporteerd en in ruil daarvoor moet Osewoudt hem in contact brengen met de illegalen. Voor Ebernuss loopt het echter slecht af, want in opdracht van Dorbeck vergiftigt Osewoudt hem.

Dorbeck geeft Osewoudt een onderduikadres, maar deze reist naar het bevrijde Zuiden en meldt zich bij de Nederlandse Strijdkrachten. Daar wacht hem een warme ontvangst: hij wordt gevangen genomen en beschuldigd van verraad. Door aperte leugens en verdraaiingen van de waarheid krijgt Osewoudt de schuld van de arrestatie van Elly en ‘Hé jij’. Zowel voor de Engelse inlichtingendienst als voor de Nederlandse justitie is Osewoudt een spion van de Gestapo die met behulp van foto's in illegale organisaties is binnengedrongen en zo honderden slachtoffers heeft gemaakt. Bewijzen kunnen niet tegen hem worden aangebracht, maar Osewoudt slaagt er van zijn kant niet in zijn onschuld te bewijzen. Het beroep op Dorbeck is vergeefs, want Dorbeck is en blijft onvindbaar; alle betrouwbare getuigen zijn dood en andere bewijsstukken verdwenen. Tenslotte wordt Osewoudt op een laffe manier neergeschoten wanneer hij in uiterste wanhoop naar buiten rent.

2.       Kenmerken van een oorlogsroman:
·         Verhaalopening lijkt willekeurig:
Dit is zeker duidelijk aanwezig in dit boek. De eerste regel van de roman is “Dagenlang zwierf hij rond op zijn vlot, zonder drinken.” Het is een passage uit een boek wat wordt voorgelezen op school. Het roept veel verwarring op en heeft naar mijn mening totaal niks te maken met het verhaal.

·         Vaak een open einde:
Hierover valt te twisten. Aan de ene kant heeft het boek een duidelijk einde, de dood van Osewoudt. Aan de andere kant blijven met zijn dood vele vragen onbeantwoord, niet allerminst de vraag “bestaat Dorbeck echt?”.

·         Veel wordt aan creativiteit van de lezer overgelaten:
Het begin van het boek is duidelijk te volgen. Het is oorlog en Osewoudt gaat daar een rol in spelen. Naarmate het verhaal vordert raak je als lezer steeds achterdochtiger of Osewoudt wel de waarheid spreekt en of zijn bedoelingen wel helemaal zuiver zijn. Je vermoedens blijven vermoedens omdat je de situatie vanuit Osewoudt beleeft, je voelt met hem mee. Tegen het einde gebeuren er zulke rare dingen dat je uiteindelijk met je eigen creativiteit en fantasie de losse eindjes aan elkaar moet knopen. Tevens vind ik dit een sterk punt van het boek: het zet je als lezer erg aan het denken en geeft ruimte voor eigen interpretatie.

·         Geen duidelijke chronologie, waarbij veel flashbacks of hele periodes die overgeslagen worden:
Dit is niet geheel van toepassing op dit boek. Er worden soms wel wat periodes overgeslagen, bijvoorbeeld wanneer Osewoudt een aantal jaren niets van Dorbeck hoort, maar er wordt weinig gebruik gemaakt van flashbacks en de chronologische volgorde is recht toe recht aan van verleden naar heden.

·         Een chaotische, absurde wereld, waarin het leven psychologisch  geanalyseerd wordt en als uitzichtloos, vol teleurstellingen wordt gezien:
Omdat het oorlog is, is de wereld chaotisch en absurd: je weet niet wie je kunt vertrouwen en wat je precies moet doen. Er vinden verscheidene teleurstellingen plaats: wanneer Osewoudt erachter komt dat zijn kind dood geboren is, teleurstelling in zichzelf  wanneer hij er niet in slaagt alle opdrachten volledig en goed uit te voeren, en teleurstelling in Dorbeck, wanneer deze onvindbaar is.

·         De hoofdpersonen zijn vaak anti-helden (denk hierbij anti-helden, die hun doel niet bereiken, maar ze tonen wel hun ware aard (zonder valse beschaving), ze leven met hun eigen normen en doorbreken daarmee taboes op maatschappelijk en seksueel gebied:
Osewoudt slaapt met behoorlijk was meisjes, dit doorbreekt het taboe op seksueel gebied enigszins (zijn oom Bart is het hier zeker niet mee eens, maar toch doet hij wat hij zelf wilt). Osewoudt probeert graag een held te zijn door zich te voegen bij het verzet, maar eindigt uiteindelijk in het gevang en bereikt eigenlijk zijn doel niet: als held te worden geaccepteerd voor zijn goede werk tijdens de oorlog. Het gehele boek door houdt hij echter wel vast aan zijn eigen normen en waarden.

3.       Kenmerken van een detectiveroman:
·         Er is sprake van een misdaad:
In het boek worden verschillende misdaden gepleegd. Er worden (naar zeggen) verscheidene NSB’ers geëlimineerd en er wordt volop verzet gepleegd tegen de Duitsers. Verder is er ook sprake van landverraad.

·         Amateur- of beroepsdetective lost het op:
Eerst de Obersturmführer Ebernuss en later de Nederlandse Strijdkrachten proberen uit te zoeken waar Osewoudt al dan niet schuldig voor is. De oplossing blijft echter uit.

·         Dader is al vroeg aanwezig:
Hoewel er geen sprake is van een zekere dader, zijn beide verdachten de hoofdpersonen en vanaf het begin al aanwezig in het boek.

·         Kandidaat-daders maken het ingewikkeld:
Dit is zeker waar, maar het zijn kandidaten voor verschillende misdaden. Osewoudt zou de dader kunnen zijn van het landverraad  dat zogezegd gepleegd zou zijn. Hij schuift op zijn beurt de “schuld” af op Dorbeck. Volgens Osewoudt heeft hij zeker geen landverraad gepleegd, maar is hij juist actief geweest in het Verzet.

·         Oplossen overheerst, karakterontwikkeling is ondergeschikt:
Ik vind niet dat het boek voldoet aan dit kenmerk. Er wordt heel veel aandacht besteedt aan de karakterontwikkeling, het oplossen is eerder een bijzaak.

Ik vind dit boek eerder een oorlogsroman dan een detectiveroman, maar het vertoont van beide zeer sterke kenmerken. Een oorlogsroman komt op mij wel meer literair over dan een detectiveroman, zeker omdat hierin ook de karakterontwikkeling ontbreekt/ondergeschikt is. Dit boek is naar mijn mening heel sterk een oorlogsroman, omdat het aan bijna alle kenmerken wel voldoet.


zaterdag 28 december 2013

Leesverslag bij stromingsboek 1880-1940 "Bint" van Ferdinand Bordewijk

1.       Ferdinand Bordewijk, “Bint”
Amsterdam, 2012, 33e druk (eerste druk 1934)
103 pagina’s

Psychologische roman (dystopie)

Samenvatting:
De Bree is een leraar Nederlands, die vanaf november les gaat geven op de school van Bint. Hij werkt thuis aan een studie over Anna Maria van Schuurman, en gaat naar de school voor afleiding en om meer met de werkelijkheid in contact te komen.

De Bree krijgt vier klassen die hij ziet als wezens. Hij noemt ze “de grauwe”, “de bruine”, “de bloemenklas” en “de hel”. De favoriete klas van Bint, 4D, had namelijk de vorige leraar Nederlands, Van Fleer, weggepest. Er heerst een streng regime op de school van Bint, orde en tucht zijn belangrijk. Aan “de hel” verklaart De Bree direct de oorlog, om zo problemen te voorkomen. Met andere klassen heeft hij die niet. Zijn tactiek werkt inderdaad, want met de korte bevelen die hij geeft, werkt de klas het beste. Tegen de kerstvakantie kwam de klas via woordvoerder Steijd vragen of hij vrede wilde, maar zijn antwoord was nee.

Als de rapportvergadering plaatsvindt, hebben de leraren het over Van Beek. De jongen verdient een onvoldoende, omdat hij niet genoeg presteert, maar hij had gedreigd dat hij zichzelf van kant zou maken als hij een slecht cijfer zou halen. De leraren zijn niet onder de indruk en geven hem het slechte cijfer, waardoor Van Beek radeloos in de gracht springt en in een gasthuis aan pneumonie overlijdt. Bint voorspelt de leraren na de vakantie moeilijkheden omtrent Van Beek.

Na de kerstvakantie breekt er inderdaad een opstand uit onder de leerlingen, aangezet door Jérôme Fléau en m.b.v. de conciërge. De opzet wordt neergeslagen door “de hel”. Dit had Bint namelijk met “de hel” afgesproken. De conciërge wordt ontslagen, Fléau van school verwijderd en “de hel” wordt beloond. Tijdens het jaarlijkse reisje dat met Pasen gemaakt wordt, is “de hel” verdeeld over Remigius en Nox. Het toeval zorgt er echter voor dat Remigius vervroegd vader wordt en dat De Bree mee gaat met een helft van “de hel”. Ze gaan via Bergen op zoom naar België en dan door naar Noord-Frankrijk. Tijdens de reis wordt Te Wigchel ziek, hij hoest de longen als het ware uit zijn lijf en twee leerlingen, Heiligenleven en Punselie, verdwijnen een dag spoorloos. Ze hebben de originele route gefietst, die gepland stond, maar waar vanwege de hoest van Te Wigchel van afgeweken was. Er waren examens op school voor de 5e klassen. Tijdens de examenuitreiking wankelt Bint even (De Bree zag het opeens. Bint stond doodstil, hij schommelde even naar voren, naar achteren. Hij was een blad, overgevoelig voor de zwakke luchtstroom, die de mens ontgaat. Een stalen wil, maar geen stalen lijf. Pag. 66). De Bree weigert in eerste instantie een herbenoeming, omdat het de bedoeling was geweest om slechts dit schooljaar vol te maken. Later denkt hij nog eens terug over het afgelopen jaar en bedenkt zich dan. Hij stuurt een briefje naar Bint waarin hij meldt nog een jaar op zijn school vol te maken. Bij het begin van het nieuwe jaar is Bint verdwenen en staat Donkers op zijn plaats als directeur. Bints vertrek had te maken met de dood van Van Beek. Of de spanningen hem te veel zijn geworden, of de druk van een of andere arbeidsinspectie wordt niet geheel duidelijk.

“De hel”, de voormalige 4D is nu 5C geworden. Door te zien wat voor een volwassen kerels (met uitzondering van Schattenkeinder, een lomp maar volwassen meisje) het waren geworden, doet De Bree zo goed dat hij met Bints’ systeem wil blijven werken. De Bree probeert tot twee maal toe Bint te spreken te krijgen, maar slaagt hier niet in. Dan wordt hem duidelijk dat Bint wil dat de school door moet gaan zoals het voorgaande jaren ging met zijn ziel in de school, en De Bree gaat met nog meer wilskracht dan anders al vroeg op weg naar school.

2.       Kenmerken van de nieuwe zakelijkheid:
·         Streven naar sobere functionaliteit en weglaten van alles wat niet nuttig, functioneel en begrijpelijk is (weinig bijvoeglijke naamwoorden, korte zinnen en het “gewone” woord):
De zinnen zijn erg beknopt. Elke zin is niet meer dan één regel lang. Er is geen sprake van overdreven verheven taalgebruik. Naar mijn idee komen er helemaal geen bijvoeglijke naamwoorden in voor. Het is erg begrijpelijk geschreven, in het “gewone” woord, de taal van het volk. Niet alleen komt dit allemaal terug in de schrijfstijl, ook de personages gedragen zich zo: ze spreken kort en bondig, soms worden dingen zelfs begrepen zonder dat er iets gezegd is.
·         Aandacht voor onderwerpen als de stad, het zakenleven, de vooruitgang, de maatschappij:
Het hele boek staat in het teken van opvoeding. De Bree geeft les op een school die strak staat van de orde en tucht. Het gaat alleen maar over hoe de leerlingen goede structuur moeten leren zodat ze later echte mannen in de maatschappij worden. In de overgang van “de Hel” van 4D naar 5C deelt De Bree zijn gedachten: “Zij kwamen aan en bijna schrok De Bree. Want dit werden geen kerels, dit waren kerels. […] Hij zag hier meer dan hij eerst had gezien. Hun verandering was fenomenaal. Zij waren nu de ondankbare leeftijd te boven, zij waren vermenselijkt. […] Maar ja, het kon niet worden geloochend, zij waren gerijpt.” Deze ene klas liep intellectueel iets achter de anderen, maar was hen maatschappelijk ver voor. In één zomer hadden zij zich ontwikkeld tot volwassenen. Zij hadden vooruitgang geboekt.

Ik vind dit boek een perfecte weergave van de nieuwe zakelijkheid. Niet alleen in schrijfstijl, maar ook inhoudelijk is het strak en ordelijk. Het hele boek ademt tucht. Het systeem wordt boven de menselijke emotie gesteld.

wikiwijs.samendelen.nl/get/smpid:6677/DS1

Leesverslag bij stromingsboek 1880-1940 "De Stille Kracht" van Louis Couperus

1.       Louis Couperus, “De stille kracht”
Wageningen, 1973, 1e filmeditie (1900)
206 pagina’s, exclusief foto’s

Psychologische roman

Samenvatting:
Het boek verhaalt over Otto van Oudijck, een hoge Nederlandse koloniale ambtenaar, die te maken krijgt met een zogenaamde ‘stille kracht’ die hem tegenwerkt. Ondanks hun militaire superioriteit kunnen de Nederlanders namelijk geen grip krijgen op de mysterieuze Javaanse cultuur en op het Javaanse verzet tegen de Nederlandse overheersing. Hoewel Otto in eerste instantie het bestaan van de ‘stille kracht’ niet onderkent voelt hij wel dat er iets mysterieus rondwaart op Java. Zo is hij heel ontvankelijk voor “den geheimzinnigen weemoed der Indische zeeën”. Otto krijgt nadat hij een pasar malam, een soort avondmarkt, op de verkeerde datum houdt en het geven van een offermaal voor het slaan van een nieuwe put verzuimt, te maken met mysterieuze gebeurtenissen. Zo bedriegt zijn tweede vrouw hem met zijn zoon uit zijn eerste huwelijk, breken glazen spontaan in kleine stukjes en wordt de Nederlandse buurt in Batavia opgeschrikt door mysterieus kindergehuil. Otto trekt zich uiteindelijk terug uit het koloniale leven, waarna hij toegeeft verslagen te zijn door de ‘stille kracht’. Tussen deze geheimzinnige gebeurtenissen door wordt het verhaal ook door andere personages verteld. Zo lees je hoe Leonie Van Oudijck (residentsvrouw) vreemdgaat met allerlei jongens uit het dorp, o.a. met Addy, een hersenloze jonge god en geliefde van Doddy (residentsdochter), en met Theo (residentszoon). Als Theo erachter komt dat Léonie met Addy gaat, wordt hij vreselijk kwaad en probeert te chanteren (met het feit dat de resident een niet-erkende zoon uit een ander huwelijk heeft). De derde verteller is Eva Eldersma, vrouw van de secretaris, die eigenlijk de rol van Léonie overneemt. Zij spreekt van een weemoed en een saaiheid die zij ervaart, omdat zij een Javaanse Hollander en een Hollandse Javaan is.

2.       Kenmerken van het naturalisme:
·         Seculier wereldbeeld, d.w.z. religie speelt geen rol:
In het hele boek wordt nergens een woord gesproken over religie: alleen over de Westerse cultuur en de Javaanse cultuur.
·         Nerveuze, zwakke en/of zieke hoofdpersoon:
De hoofdpersoon, Otto van Oudijck, wordt getroffen door een stille kracht die heerst op Java. Van nature een nuchtere, praktische man, gelooft hij hier niet in en werkt rustig door in zijn spookhuis. Totdat de onrust ook hem treft en hij zich stil en verslagen terugtrekt in een klein dorpje. “… hij voelde zich ziek, zijn ijver verslapte: een onverschilligheid, dof, kankerde in hem vast. […] Een zacht verwelken, verflauwen, wegsterven was in zijn ziel.”
·         Natuurlijke dialogen tegenover neologismen in de vertelling:
In dit boek wordt alles heel gedetailleerd beschreven en dan het liefst met heel veel natuurelementen. Bijvoorbeeld het meer dat beschreven wordt, de schoonheid van de residentsvrouw, het hutje van de buitenechtelijke zoon. Midden in deze beschrijvingen zitten opeens nieuwe woorden als “popperigheid”, “openwaaierden”, “fosforiserend” en “kruiphurken”.
·         Taboedoorbrekende seksualiteit:
Er wordt onomwonden gesproken van de relatie tussen zoon en stiefmoeder. Diezelfde stiefmoeder gaat ook met de liefde van haar schoondochter. Er wordt zelfs uitgebreid geschreven over de gedachten van deze vrouw hierover: “zij wilde zijn [Theo] type hebben naast het type van de Moorse verleider [Addy]. Zij wilde hen beiden: zij wilde proeven het verschil van hun beider manne-bekoring…” en “… zij metamorfoseerde zich onder die vlam, die van Addy over haar uitging, tot een jongere vrouw, levendiger in gezelschap, vrolijker, gevleid door de voortdurende hulde van die jonge man, waarop alle meisjes dol waren. En het was voor haar een genot zich zoveel mogelijk meester te maken van hem, tot spijt van al die meisjes…”
·         Ontnuchtering van personages:
Eva Eldersma is in het boek de vrouw van de secretaris, die de meeste belangrijke taken van de residentsvrouw op zich neemt. Zij komt uit een artistieke familie en was enigszins aangeslagen toen ze naar Indië moest. Eva leerde zichzelf van het land te houden en er de schoonheid van in te zien, maar ze valt in het vijfde hoofdstuk van haar roze wolkje: “Ik heb mij geleerd om in dit land het goede, het mooie te zien. Het was allemaal tevergeefs. Ik kan nu niet meer.” Ze merkt dat waar de hele maatschappij van Westerlingen in Indië om gaat, niets meer is dan “positie – geld – ontslag – pensioen – en terug, terug naar Europa.”
·         Geen oordelende verteller, die een objectieve houding aanneemt ten aanzien van de hoofdpersonen:
De verteller geeft geen vooruitwijzingen en is verder niet aanwezig. Alles wordt beschreven vanuit het perspectief van de (hoofd)personages. De personages zelf worden alleen beoordeeld door de andere personages en door zichzelf.
·         Veelvuldig gebruik van de vrije indirecte rede:
Er zijn korte stukjes in het boek waar er een conversatie beschreven wordt die letterlijk wordt aangehaald door de directe rede. Het overgrote deel van het boek is echter in de indirecte rede geschreven. Zo is heel deel IV van het derde hoofdstuk geschreven in de indirecte reden.
·         Veel aandacht voor het noodlot (dit is niet een bovennatuurlijke kracht, maar komt vanuit de mens zelf):
In het boek wordt Van Oudijck en zijn gezin geteisterd door een geheimzinnige kracht. Dit, en hoe Van Oudijck hiermee omgaat, wordt uitgebreid behandeld. Tevens wordt besproken hoe het vele werken, de situatie waarin zijn gezin zich bevindt en deze stille kracht leiden tot de aftreding van Van Oudijck.

Ik vind dat dit boek een zeer nauwkeurige weergave is van het naturalisme. Het voldoet aan alle kenmerken, sommige in iets mindere mate, maar ze zijn zeker herkenbaar terug te vinden.



donderdag 30 mei 2013

Verwerkingsopdracht Romantiek: Muziek


Barokmuziek (1600-1760) kenmerkt zich door veel versieringen in de muziek zoals trillingen, voorslagen en naslagen (de toon voor of na een noot wordt heel kort gespeeld). Ook zijn het vaak adellijke dansnummers en bedoeld voor uitvoering in adellijke kringen. Regelmatig hoor je opera’s met thema’s uit de Griekse en Romeinse mythologie.  De muziekstukken zijn polyfonisch: ze hebben meerdere melodielijnen die onder andere gevormd kunnen worden door canon (tegelijkertijd dezelfde melodie spelen, maar het ene instrument zet één of meerdere maten later in). Het contrapunt (de samenhang tussen de melodieën) is harmonisch, wat inhoudt dat het goed bij elkaar past en niet voor wrijving zorgt.


Dit is een fragment uit Antonio Vivaldi’s “Quattro Stagioni”, “L’inverno”. Het is een fragment in F-mineur. Je hoort vaak duidelijk twee melodielijnen die heel harmonisch klinken. Verder zijn er heel veel versieringen te horen.

Klassieke muziek wordt gebruikt als een synoniem voor alle muziek die niet modern is en niet valt onder de populaire muziek. Het betekent eigenlijk “muziek uit de tijd van het classicisme”.
Classicistische muziek (1730-1820) kenmerkt zich door, in tegenstelling tot muziek uit de barok, homofonische muziekstukken, wat inhoudt dat de muziek meerstemmig is, maar wel gezamenlijk één geheel vormt (dus niet meerdere melodielijnen, maar een geheel van akkoorden). De melodie blijft wel belangrijk. Verder wordt het in deze periode pas gebruikelijk om dynamiektekens te noteren (hoe hard of hoe zacht je een stuk moet spelen). Bovendien hoort men veel motiefherhalingen en bestaat de muziek uit relatief eenvoudige vormen.


Dit is een muziekstuk van Wolfgang Amadeus Mozart, “Alla Turca”. Het stuk is in A-mineur en een duidelijk voorbeeld van een classicistisch muziekstuk, want er is veel motiefherhaling. De begeleiding bestaat uit akkoorden en niet uit een andere melodielijn. In het refrein zijn dit gebroken akkoorden en in het couplet zijn het hele akkoorden.

De romantische muziek (1815-1910) kenmerkt zich door grote contrasten. Er worden veel extreem snelle en extreem langzame stukken gecomponeerd. Verder zijn er veel versnellingen en vertragingen (accelerando/ritenuto) en is er veel verschil in dynamiek (crescendo en decrescendo). De strijkinstrumenten zijn niet de enige instrumenten die de aandacht krijgen. De muziekstukken zijn vaak homofoon. Romantische muziek komt voor in majeur (wat vrolijk klinkt), maar vaker in mineur (wat droevig klinkt). Tot slot is de romantische muziekstijl vaak chromatisch: er komen veel kruisen, mollen en herstellingstekens in voor (dit verhoogt of verlaagt de noot met een halve toon óf herstelt een noot van een kruis of mol) wat voor spanning zorgt.


Dit is een fragment uit Peter Ilyich Tchaikovsky’s ballet “the Swan Lake”, “Dance of the Swans”. Het is een fragment is G-mineur, waar veel extra mollen in voorkomen. Je hoort zowel snaarinstrumenten als blaasinstrumenten als strijkinstrumenten. Er is veel dynamiekwisseling en er komen veel vertragingen in voor.

donderdag 16 mei 2013

Opdracht Leesgroep "Bezonken Rood" van Jeroen Brouwers

Onderdeel A

Verwachtingen

Laura: ik wist nog niet zoveel van de jappenkampen dus ik wist ook niet goed wat ik moest verwachten. Wel had ik gehoord dat het geen leuk boek was om te lezen
 
Tamara: dat het boek wel interessant zou zijn omdat je altijd hoort over wat er in Europa was gebeurt tijdens de oorlog, maar niet zoveel over wat er in Nederlands-Indië gebeurde.
 
Annelore: Ik verwachtte van "bezonken rood" dat het een heftig boek zou zijn dat voornamelijk over de Jappenkampen gaat. Dit was wel het geval. Verder dacht ik dat het heden, waarin de hoofdpersoon met zijn trauma worstelt, verteld zou worden door middel van een beschrijving over zijn hedendaagse leven en hoe hij omging met zijn trauma, maar dat bleek niet zo te zijn. De hoofdpersoon vertelde wel over zijn hedendaagse beleving, maar je ervaarde hoe zijn leven beïnvloed werd door de gebeurtenissen uit het verleden, ze werden niet beschreven.

Titelverklaring

Bezonken rood staat voor het bloed van alle vrouwen dat wordt opgenomen door het zand waar het leed niet meer te zien is. Het laten bezinken van de ellende van de Jappenkampen. Rood kan verder symbool staan voor de rode stip op de Japanse vlag.

Personages

Hoofdpersonen: 
* Jeroen: een gekweld persoon met jeugdtrauma’s. 
* Liza: de vriendin van Jeroen, ze hebben ooit een tijdje iets gehad, maar het was niet zozeer een vaste relatie. Liza doet Jeroen veel denken aan zijn moeder.
* Moeder van Jeroen: zij overlijdt in het heden, dat roept herinneringen op aan vroeger. Door haar haat hij alle vrouwen. Ze hebben heel vaak afscheid van elkaar genomen. 

Bijpersonen:
* Nettie: de jeugdliefde van Jeroen uit Tjideng. Nettie overlijdt daar.
* Oma van Jeroen: zij overlijdt ook in Tjideng, de vliegen op haar dode lichaam herinneren Jeroen aan de dood. Ze is een geestig persoon, een jonge geest in een oud lichaam. 
* Zus van Jeroen: een erg zorgzaam meisje. Een beetje het tegenovergestelde van oma, een oude ziel in een jong lichaam.

Setting

De terugblikken vinden plaats in kamp Tjideng (in Indonesië) en het heden vindt plaats in Nederland, in het onbekende plaatsje ***.

Perspectief

Ik-vertelperspectief. De “ik” is Jeroen, de auteur. Hij vergelijkt zichzelf met Daantje uit het boek “Daantje gaat op reis”.

Open plekken

De hoofdpersoon merkt pas later in zijn leven dat hij door de ervaringen uit zijn jeugd geestelijk erg verminkt is. 
Verder wordt verteld over het blind worden van zijn vader, maar de echte reden wordt nooit onthuld. 

Genre

Autobiografische psychologische roman. 

Tijd

De Tweede Wereldoorlog en het heden (1981). Er zijn veel flashbacks en terugwijzingen.

Thema’s 

De thema’s die aan bod komen zijn oorlog, moeder-zoonrelatie, liefde, dood, trauma, spijt, boetedoening en geloof.

Motieven

De vliegen op het lichaam van zijn oma doen hem denken aan de dood. In kamp Tjideng was het de hobby van Jeroen om vliegen kapot te knijpen en dat doet hij nu, wanneer hij in een herinnering verzonken is, nog steeds. Het geeft een gevoel van het spel dat een roofdier met zijn prooi speelt.
Jeroen heeft veel eelt op zijn voeten door het lijden in Tjideng, maar het eelt staat ook symbool voor hoe zwaar en gevoelloos hij sindsdien is geworden.  

Oordeelvorming

Laura: een schokkend en ontroerend boek.
 
Tamara: zielig en schokkend.
 
Annelore: Het verhaal roept bij mij minachting en walging op over de manier waarop er werd omgegaan met de kampgevangenen. Ik had niet gedacht dat die verschrikkelijkheden zo beeldig zouden worden verteld. Tijdens het lezen was ik vervuld met afschuw, dat de schrijver zo levendig deze vreselijke beelden voor de geest kan halen, is tegelijkertijd geweldig en angstaanjagend.

Onderdeel B

1. Het proces verliep prima. We hadden met z'n drieën over de meeste onderwerpen dezelfde mening en vulden elkaar vaak en goed aan. We hadden ons eventueel wat beter voor kunnen bereiden, want niemand had het boek nog helemaal gelezen.

2. Het is fijn om met anderen over een boek te praten, zij hebben soms een ander inzicht op het verhaal. Dit zet je aan het denken en zo begrijp ik het boek vaak meer.

3. Leesniveau 4. Dit niveau was niet te moeilijk, maar ik moest enige moeite doen om het verhaal te volgen. Dat vond ik wel prettig.

4. Ik blijf op leesniveau 4. Welk boek of welke schrijver ik ga lezen, daar heb ik nog niet over nagedacht.